Partneralimentatie: Met ingang van 1 januari 2020 van 12 naar 5 jaar?
Geplaatst: 28 mei 2019De roep om inkorting van de alimentatieduur bij partneralimentatie was er al vele jaren. Het initiatiefvoorstel herziening partneralimentatie werd in juni 2015 al ingediend, maar kon toen de toets der kritiek (nog) niet doorstaan. Na diverse wijzigingen van dit initiële wetsvoorstel, is het nu eindelijk zo ver. De duur van partneralimentatie gaat van 12 naar 5 jaar.
De Eerste Kamer heeft namelijk op 21 mei 2019 het wetsvoorstel aangenomen waarbij de duur van partneralimentatie wordt gewijzigd. De wet zal ingaan op 1 januari 2020.
Voor mensen die al alimentatie betalen, verandert er niets. De nieuwe wet geldt alleen voor toekomstige echtscheidingen(*).
Nu gelden nog de volgende wettelijke termijnen voor de duur van partneralimentatie:
- Maximaal 12 jaar voor een huwelijk partnerschap met kinderen(*);
- Maximaal 12 jaar voor een huwelijk zonder kinderen als het huwelijk langer duurde dan 5 jaar(*);
- Net zolang als het huwelijk duurde in het geval van een huwelijk korter dan 5 jaar zonder kinderen(*).
(*) de termijnen zijn ook van toepassing bij (ontbindingen) geregistreerde partnerschappen
Wijzigingen
Vanaf 1 januari 2020 wordt de duur van de partneralimentatie, de helft van de duur van het huwelijk, met een maximum van 5 jaar. Dus stel het huwelijk heeft 4 jaar geduurd, dan is er maximaal recht op 2 jaar partneralimentatie. Ben je meer dan 10 jaar getrouwd geweest, dan duurt de partneralimentatie maximaal 5 jaar.
Toch is het niet zo simpel als het lijkt. Op deze hoofdregel zijn uitzonderingen gemaakt. De uitzonderingen doen zich voor bij langdurige huwelijken en huwelijken met jonge kinderen.
Deze uitzonderingen staan in het gewijzigde artikel 1:157 van het Burgerlijk Wetboek:
- (…)
- Indien op het tijdstip van indiening van het verzoek tot echtscheiding de duur van het huwelijk langer is dan vijftien jaren en de leeftijd van de echtgenoot die recht heeft op een uitkering tot levensonderhoud, ten hoogste tien jaren lager is dan de leeftijd, bedoeld in artikel 7a van de Algemene Ouderdomswet, eindigt de verplichting tot het verstrekken van levensonderhoud, in afwijking van het eerste lid, niet eerder dan op het tijdstip, waarop die echtgenoot deze leeftijd heeft bereikt.
- Indien op het tijdstip van indiening van het verzoek tot echtscheiding de duur van het huwelijk langer is dan vijftien jaren en de echtgenoot die recht heeft op een uitkering tot levensonderhoud geboren is op of voor 1 januari 1970 en diens leeftijd meer dan tien jaren lager is dan de leeftijd bedoeld in artikel 7a van de Algemene Ouderdomswet, eindigt de verplichting tot het verstrekken van levensonderhoud, in afwijking van het eerste lid, na tien jaren.
- In afwijking van het eerste tot en met derde lid eindigt de verplichting tot het verstrekken van levensonderhoud niet eerder dan op het tijdstip waarop de uit het huwelijk van de echtgenoten geboren kinderen de leeftijd van twaalf jaren hebben bereikt. (…)
Kortgezegd komt het hier op neer.
- Als een stel kinderen heeft, geldt de duur van de alimentatieverplichting tot het jongste kind 12 jaar is geworden;
- Wie langer dan 15 jaar is getrouwd en op het moment van scheiding binnen 10 jaar de AOW-leeftijd bereikt, kan tot de AOW aanspraak maken op partneralimentatie;
- Alimentatiegerechtigden boven de 50 die langer dan 15 jaar getrouwd waren krijgen 10 jaar doorbetaald(*).
(*) Deze uitzondering vervalt 7 jaar na invoering van de wet, dus op 1 januari 2027.
Daarnaast wordt in uitzonderlijke situaties nog de mogelijkheid gecreëerd om een langere termijn dan 5 jaar toe te wijzen. De wet bepaalt hierover het volgende:
“Indien ongewijzigde handhaving van de beëindiging van de uitkering ten gevolge van het verstrijken van de in het eerste tot en met vierde lid bedoelde termijn, gelet op alle omstandigheden van het geval, naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid niet kan worden gevergd van degene die recht heeft op die uitkering, kan de rechter op diens verzoek alsnog een termijn vaststellen. Het verzoek daartoe wordt ingediend voordat drie maanden sinds de beëindiging van de uitkering zijn verstreken. De rechter bepaalt bij de uitspraak of verlenging van de termijn na ommekomst daarvan al dan niet mogelijk is.”
Het blijft dus mogelijk om een beroep te doen op deze zogenaamde hardheidsclausule bij schrijnende gevallen. Hier valt te denken aan een situatie waarbij iemand arbeidsongeschikt/ziek is geworden. In dat geval kan de alimentatieplicht worden verlengd. Het is aan de rechter om vervolgens te bepalen of de verlenging noodzakelijk en mogelijk is. Een beroep hierop moet uiterlijk 3 maanden voor het eindigen van de partneralimentatie aan de rechtbank worden verzocht.
Al met al een aanzienlijke wijziging, maar om te zeggen dat de duur maximaal 5 jaar bedraagt, is zoals hierboven aangegeven te kort door de bocht.